Onroerendezaakbelasting
De aflopende lasten bij de ozb zijn het gevolg van de begrote besparingen door de belastingsamenwerking.
In de baten is het aandeel voor het ondernemersfonds begrepen. Het ondernemersfonds wordt gevoed via de ozb-opbrengsten van eigenaren en gebruikers van niet-woningen. Het huidige ondernemersfonds heeft een looptijd tot en met 2019. Dit verklaart de lagere begrote inkomsten in 2020.
Om grote begrotingswijzigingen te voorkomen is het moment waarop de tarieven ozb worden berekend met ingang van de begroting 2014 later in het jaar belegd, zodat rekening gehouden kan worden met de meest actuele inschatting van de waardeontwikkeling van de woningen en niet-woningen in de stad. Met ingang van het belastingjaar 2015 wordt tevens rekening gehouden met het verschil tussen de ingeschatte waardeontwikkeling en de werkelijke waardeontwikkeling van het voorgaande belastingjaar (zie ook paragraaf lokale heffingen). Het raadsvoorstel met de ozb-tarieven 2017 volgt in het najaar.
De onroerende-zaakbelastingen worden nader toegelicht in de paragraaf lokale heffingen.
Precario-, toeristen- en hondenbelasting
Conform de beleidslijn vastgelegd in de Nota lokale heffingen worden de tarieven voor de hondenbelasting en de precariobelasting met niet meer dan het inflatiecijfer verhoogd. Het tarief voor de toeristenbelasting is een vast percentage van de overnachtingsprijs dat niet aangepast wordt.
De precario-, toeristen- en hondenbelasting worden nader toegelicht in de paragraaf lokale heffingen.
Uitkering gemeentefonds
In 2017 en 2018 is de algemene uitkering iets lager ten opzichte van de realisatie van 2016. Vanaf 2019 is er een stijgende lijn zichtbaar. Voorgaande is het gevolg van eerdere mutaties in corresponderende posten en de accressen.
Langlopende geldleningen
Zie ook paragraaf Financiering.
De rentebaten hebben een interne en externe component. De interne component (toerekening rente aan investeringen) blijft naar verwachting redelijk stabiel. Aan de ene kant stijgen de interne rentebaten omdat rente aan nieuwe investeringen wordt toegerekend, maar aan de andere kant dalen deze door lagere onderhanden werk- en vorderingenposities bij grondexploitaties.
De externe component betreft rentebaten vanuit de portefeuille aan verstrekte geldleningen. Deze baten dalen als gevolg van aflossingen op de leningen.
De rentelasten nemen toe omdat we verwachten dat we de komende jaren aanvullend moeten lenen als gevolg van nieuwe investeringen. Dit vanuit het reguliere investeringsprogramma, maar aanvullend hierop ook de investeringen die zijn aangegeven in de Voorjaarsnota 2016, waaronder relatief grote Bereikbaarheidsinvesteringen. Bij deze aanvullende financieringsbehoefte alsmede voor toekomstige herfinanciering binnen de bestaande lange leningenportefeuille is voorzichtigheidshalve rekening gehouden met een licht oplopend renteniveau.
Stelposten
Op de stelposten staan bedragen die nog moeten worden verdeeld over de inhoudelijke programma’s.
De lasten van de stelpost algemene middelen nemen in 2017 ten opzichte van 2016 af met 13,505 miljoen euro. Deze afname is een saldo dat bestaat uit een daling met 15,092 miljoen euro en een stijging met 1,587 miljoen euro. De daling met 15,092 miljoen euro is als volgt te verklaren:
- In 2016 maakt een voorziening van 8,8 miljoen euro ten behoeve van het in 2017 arbeidsvoorwaardelijk in te voeren Individueel Keuze Budget (IKB) eenmalig deel uit van de stelpost algemene middelen. In 2017 en de jaren erna is op dezelfde stelpost 0,078 euro structureel opgenomen voor bekostiging van de uitvoeringskosten van het IKB. Hiermee is een daling van 8,722 miljoen euro verklaard
- Conform besluit bij Voorjaarsnota 2015 zijn met ingang van 2015 middelen op stelpost gereserveerd uit behoedzaamheid om de verwachte nadelen voor Utrecht bij het verdeelmodel met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand op te vangen. Deze reservering bedraagt in 2016 10,0 miljoen euro en in 2017 5,0 miljoen euro; dit houdt in een daling van de stelpost met 5,0 miljoen euro in 2017.
- Een vanaf 2017 nog in te vullen restant taakstelling arbeidsvoorwaarden van 1,370 miljoen euro.
De stijging met 1,587 miljoen euro is als volgt te verklaren:
- Conform besluit bij Voorjaarsnota 2016 is ter compensatie van kostenstijging van lonen en materiële lasten een bedrag gereserveerd op stelpost. Hiervan is het grootste deel reeds ingezet in de begroting. Uit behoedzaamheid houden wij een restant bedrag op stelpost om de nadelen van onvoorziene kostenstijging te bekostigen. Dit verklaart een stijging van de stelpost met 1,308 miljoen euro ten opzichte van 2016.
- Van de uitgenomen middelen voor groei/krimp van bedrijfsvoering zal vanaf 2017 nog 0,279 miljoen euro administratief overgeheveld worden naar het programma algemene ondersteuning.
De meerjarige ontwikkeling op de stelposten laat zien dat er in 2018 een verdere daling van begrote lasten met 2,0 miljoen euro optreedt ten opzicht van 2017. Deze daling is als volgt te verklaren:
- Verhoging van de besparing op uitgaven voor loon- en prijscompensatie met 1,0 miljoen euro conform besluit bij Voorjaarsnota 2014.
- Verdere verlaging van de gereserveerde middelen met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand met 1,0 miljoen euro: van 5,0 miljoen euro in 2017 naar 4,0 miljoen euro in 2018 conform besluit bij Voorjaarsnota 2015.
De meerjarige ontwikkeling op de stelposten laat zien dat er in 2019 een verdere daling van begrote lasten met 0,626 miljoen euro optreedt ten opzicht van 2018 en een stijging van de baten met 0,456 miljoen euro. De daling is als volgt te verklaren:
- Verdere verlaging van de gereserveerde middelen met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand met 1,0 miljoen euro: van 4,0 miljoen euro in 2018 naar 3,0 miljoen euro in 2019 conform besluit bij Voorjaarsnota 2015.
- Een besparing op inkoop van 0,099 miljoen euro vanaf 2019 welke nog administratief verrekend zal worden met het programma algemene ondersteuning
- Een verlaging van de uitgenomen middelen voor groei/krimp van bedrijfsvoering met 0,047 miljoen euro
- Een verhoging met 0,062 miljoen euro betreft een niet bestemd restant saldo uit de meerjarenraming.
- Daar tegenover staat een verhoging van lasten en baten met eenzelfde bedrag; 0,456 miljoen euro. Het betreft aflopende posten uit de meerjarenraming die bij voorjaarsnota ingezet zijn ten behoeve van het financiële beeld.
- De baten van de stelpost algemene middelen nemen in 2020 ten opzichte van 2019 toe met 1,770 miljoen euro en de lasten nemen toe met 1,456 miljoen euro. Per saldo is dit een batige toename van 0,314 miljoen euro . Het betreft het aflopen van een post van 0,314 miljoen euro uit de meerjarenraming welke betrekking heeft op areaaluitbreiding ten behoeve van het programma openbare ruimte en groen.
Budgetstructuur Leidsche Rijn
Op deze stelpost wordt jaarlijks aan de hand van de groei van Leidsche Rijn budget opgebouwd ter dekking van de kapitaallasten voor maatschappelijke voorzieningen in Leidsche Rijn. Op het moment dat een voorziening in gebruik wordt genomen komt het benodigde budget ten laste van deze stelpost. De begrote nadelen worden veroorzaakt doordat de opbouw van de stelpost (op basis van opgeleverde woningen) tijdelijk achterblijft bij de uitputting van de stelpost (op basis van in gebruik genomen maatschappelijke voorzieningen en openbare ruimte). Met deze nadelen wordt rekening gehouden in de reserve Budgetstructuur Leidsche Rijn. Het resultaat op deze stelpost wordt jaarlijks bij de bestedings- en dekkingsvoorstellen met deze reserve verrekend.
Mutaties reserves
De begrote stortingen 2017 van in totaal 6,402 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- 4,0 miljoen euro conform besloten in 2009 wegens verevening van uitgaven bij het versneld wegwerken van achterstallig onderhoud in de openbare ruimte.
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten in 2013 (1,812 miljoen euro) en in 2014 (0,590 miljoen euro).
De begrote onttrekkingen 2017 van in totaal 29,527 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (23,796 miljoen euro).
- Een onttrekking van 5,0 miljoen euro welke is ingezet in het financiële beeld bij Voorjaarsnota 2014.
- Een onttrekking van 0,408 miljoen euro wegens verevening van saldi over de jaren conform besluit bij Voorjaarsnota 2015.
- Onttrekkingen ten behoeve van subsidie suppletie bij verzelfstandiging van de Bibliotheek (0,027 miljoen euro) en de Stadsschouwburg (0,060 miljoen euro).
- Vereveningen conform besloten in 2012 met betrekking tot doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,236 miljoen euro).
De begrote stortingen 2018 van in totaal 3,153 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
Verevening van saldi over de jaren conform besloten in 2014 (2,296 miljoen euro) en in 2015 (0,292 miljoen euro).
Storting van het begrotingssaldo van 0,596 miljoen euro conform Voorjaarsnota 2015.
Een onttrekking ten behoeve van subsidie suppletie bij verzelfstandiging van de Bibliotheek (-0,031) is geboekt als negatieve storting
De begrote onttrekkingen 2018 van in totaal 11,659 miljoen euro bestaan uit:
Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (10,931 miljoen euro).
Aanwending bij voorjaarsnota 2016 van het begrotingssaldo van 0,596 miljoen euro uit 2015.
Onttrekkingen ten behoeve van subsidie suppletie bij de Stadsschouwburg (0,020 miljoen euro).
Vereveningen bij doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,112 miljoen euro).
De begrote stortingen 2019 van in totaal 6,305 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Storting wegens verevening van het begrote resultaat op een grondexploitatie voor een bedrag van 4,0 miljoen euro.
- Storting van het begrotingssaldo van 2,045 miljoen euro conform Voorjaarsnota 2015.
- Storting wegens subsidie suppleties bij verzelfstandiging het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,020 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,039 miljoen euro).
De begrote onttrekkingen 2019 van in totaal 12,704 miljoen euro bestaat:
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (9,609 miljoen euro).
- Onttrekking van 1,0 miljoen euro ten behoeve van de voorbereidingskosten voor de 2e fase Jaarbeursplein.
- Aanwending bij voorjaarsnota 2016 van het begrotingssaldo van 2,045 miljoen euro uit 2015.
- Vereveningen conform besloten in 2012 met betrekking tot doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,050 miljoen euro)
De begrote stortingen 2020 van in totaal 10,523 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Verevening van saldi over de jaren conform besloten bij voorjaarsnota 2016 (11,144 miljoen euro).
- Storting wegens subsidie suppleties bij verzelfstandiging het Centraal Museum (0,201 miljoen euro), Stadsschouwburg (0,040 miljoen euro) en de Bibliotheek (0,038 miljoen euro).
- De inzet in 2012 van 0,9 miljoen euro financiële ruimte uit 2020 ten behoeve van herstel van de walmuren conform Voorjaarsnota 2012 pagina 18, welke als negatieve storting in de administratie is verwerkt.
De begrote onttrekkingen 2020 van in totaal -0,866 miljoen euro bestaan uit de volgende posten:
- Vereveningen conform besloten in 2012 met betrekking tot doorlichting van plan- en VAT-kosten (0,034 miljoen euro).
- De vrijval van 0,9 miljoen euro meerjarige incidentele middelen in 2020 conform Voorjaarsnota 2012 pagina 18, welke als negatieve onttrekking in de administratie is verwerkt.
Verbonden partijen
Bijdrage 2017 aan BghU; 5,7 miljoen euro