Financieringsbehoefte / EMU-saldo
Aan de hand van onder andere de bij de Voorjaarsnota vastgestelde Meerjarenprogramma’s en –perspectieven en de investeringsstaten is de gemeentebrede liquiditeitenplanning geactualiseerd. Een dergelijke planning is een hulpmiddel bij de bepaling van de financieringsbehoefte; het geeft inzicht of en zo ja hoeveel en per wanneer er aanvullende financiering benodigd is. Voorgenomen investeringen waarvoor nog besluiten moeten worden genomen, zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. De resultaten van deze rondgang laten over het jaar 2017 een aanvullende financieringsbehoefte zien van circa 77 miljoen euro. Aanvullende investeringsuitgaven spelen een belangrijke rol bij deze uitkomst. In dit bedrag is rekening gehouden met een reeds op de balans staande vordering m.b.t. juridisch nog te leveren grond die over de jaren 2017 en 2018 tot uitkering zal komen. Voor 2017 is dit circa 64 miljoen euro. Zie voor de opbouw van de genoemde financieringsbehoefte de bijlage EMU-saldo bij deze begroting. In dat overzicht komt een financieringsbehoefte tot uitdrukking in een negatief EMU-saldo; een overschot leidt tot een positief EMU-saldo. Op grond van diezelfde bijlage wordt voor 2018 een aanvullende financieringsbehoefte voorzien van circa 30 miljoen euro. Hierbij is rekening gehouden met de finale ontvangst uit de vordering met betrekking tot juridisch nog te leveren grond (50 miljoen euro). De huidige planning bevat nog wel een aanmerkelijke onzekerheidsmarge. Dit heeft te maken met de grote aantallen projecten waarvan zowel de omvang van de uitgaven als het kasritme daarvan over de jaren heen moeilijk zijn te schatten. In nauw overleg met de organisatieonderdelen is inmiddels een proces gestart om te komen tot een betere gemeentebrede meerjarige liquiditeitenplanning.
Tot en met 2015 konden de berekende EMU-saldi afgezet worden tegen een zogenoemde individuele referentiewaarde, het maximaal toegestaan gemeentelijk tekort. Deze waarde werd altijd vooraf berekend in de jaarlijkse Rijkscirculaires. Voor 2015 bedroeg de referentiewaarde voor Utrecht circa 56 miljoen euro. Deze waarde was afgeleid van een macronorm voor alle decentrale overheden gezamenlijk, welke voor 2015 was vastgesteld op maximaal 0,5% van het Bruto Binnenlands Product (BBP).
In de decembercirculaire 2015 is de doorrekening naar individuele referentiewaarden echter losgelaten. Er wordt alleen nog een macronorm vastgesteld. Voor 2016 is die verlaagd naar maximaal 0,4% van het BBP. Op basis van deze aangepaste macronorm zou dit, verhoudingsgewijs benaderd, voor gemeente Utrecht leiden tot een individuele referentiewaarde van circa 45 miljoen euro. Met dit bedrag is in onderstaande tabel gerekend. Over de macronorm voor 2017 en voor 2018 is op Rijksniveau nog geen besluit genomen. Op grond van eerdere bestuurlijke overleggen bestaat de kans dat deze macronorm verder neerwaarts zal worden bijgesteld. Vooralsnog is in onderstaande tabel doorgerekend met de geschatte waarde voor 2016.
Tabel 1 EMU-saldo 2015 – 2018
Gerealiseerd 2015 | Geactualiseerde Raming 2016 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|---|
EMU-saldo (minteken = tekort) | -85 | -94 | -77 | -30 |
Referentiewaarde Wet hof: | ||||
| -56 | |||
| -45 | -45 | -45 | |
Afwijking (minteken = overschrijding) | -29 | -49 | -32 | 15 |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Hoewel de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) voorziet in een sanctiemechanisme indien de EMU-macronorm structureel wordt overschreden is in het Financieel Akkoord met de decentrale overheden afgesproken dat in ieder geval gedurende de lopende kabinetsperiode geen sancties zullen worden opgelegd.
Schuldpositie en -ontwikkeling
De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen. Wettelijke begrotingscriteria schrijven voor dat de baten en lasten in de gemeentebegroting (meerjarenraming) structureel in evenwicht zijn. Daarnaast is een negatief eigen vermogen niet toegestaan. Dit maakt dat de gemeente in de praktijk hoofdzakelijk leent voor investeringen. In feite verplaatst de gemeente door te lenen de aanschafkosten van de investering naar de toekomstige gebruikers. De toekomstige aflossingen op en rentebetalingen over de lening moeten immers uit toekomstige inkomsten worden opgebracht. Hierdoor drukken de kosten op de toekomstige bewoners. Het zijn echter ook deze toekomstige bewoners die profijt hebben van de investering. Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden. Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van een interne schuldnormering.
Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen genoemd worden:
- De Bruto gemeenteschuld
Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering
- EMU-schuld
De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de Bruto gemeenteschuld onder aftrek van de leningen die van mede-overheden zijn opgenomen.
- Netto schuld
Dit betreft een door Vereniging Nederlandse Gemeenten ontwikkelde en onder BBV geformaliseerde indicator. De waarde is van de gemeentelijke balans af te lezen als het saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen (zie voor de opbouw tabel 3). Deze indicator maakt veelal onderdeel uit van de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 4, kengetal 1).
Opgenomen en op te nemen financiering
Uit de EMU-berekening in tabel 1 blijkt dat voor 2017 een aanvullende financieringsbehoefte wordt verwacht van circa 77 miljoen euro. Op renteswaps wordt zowel in 2017 als in 2018 een bedrag van 5 miljoen euro afgelost. Zowel in 2017 als in 2018 loopt een langlopende lening van 35 miljoen euro af. Gezien de verwachte negatieve EMU-saldi voor die jaren zullen die geherfinancierd moeten worden. Een dergelijke herfinanciering heeft een neutraal effect op de gemeenteschuld. In onderstaande tabel is het verwachte verloop weergegeven van de Bruto gemeenteschuld en, daarvan afgeleid, de EMU-schuld. Het in deze tabel opgenomen bedrag aan kortlopende leningen ligt in lijn met de gemeentelijke kasgeldlimiet.
Tabel 2 Verwacht verloop leningenportefeuille en EMU-schuld tot en met 2018
Soort | Ultimo 2015 conform jaarrekening | Raming ultimo 2016 | Raming ultimo 2017 | Raming ultimo 2018 |
---|---|---|---|---|
Langlopende leningen | 420 | 541 | 623 | 667 |
Langlopende renteswaps | 508 | 453 | 448 | 443 |
Subtotaal lange leningen | 928 | 994 | 1.071 | 1.110 |
Kortlopende leningen | 143 | 121 | 121 | 112 |
Bruto gemeenteschuld | 1.071 | 1.115 | 1.192 | 1.222 |
Waarvan opgenomen van mede-overheden | 20 | 20 | 20 | 20 |
EMU-schuld | 1.051 | 1.095 | 1.172 | 1.202 |
Bedragen zijn in miljoenen euro’s
Indien op de Bruto gemeente schuld eventuele beleggingen in mindering worden gebracht, dan ontstaat een zogenoemde netto geleende positie. Per eind 2015 beschikte de gemeente nog over één belegging van 50 miljoen euro. De netto geleende positie per eind 2015 bedroeg dan ook 1.021 miljoen euro. Deze belegging is in mei 2016 tot uitkering gekomen. Mede gelet op de bepalingen rond Schatkistbankieren worden nieuwe beleggingen niet meer verwacht.
De bruto gemeenteschuld neemt in principe toe of af met de berekende EMU-saldi. Bij de mutatie van de bruto gemeenteschuld over 2016 dient echter ook rekening te worden gehouden met het feit dat met de hiervoor beschreven vrijvallende belegging een renteswap van 50 miljoen euro is afgelost. Daardoor loopt de bruto gemeenteschuld over 2016 op met 44 miljoen euro in plaats van met het in tabel 1 berekende EMU-tekort van 94 miljoen euro.
Netto schuld
De opbouw en het verwachte verloop van de netto schuld kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 3 Verwacht verloop netto schuld
Soort | Ultimo 2015 conform jaarrekening | Raming ultimo 2016 | Raming ultimo 2017 | Raming ultimo 2018 |
---|---|---|---|---|
Bruto gemeenteschuld | 1.071 | 1.115 | 1.192 | 1.222 |
Plus: Overige vaste en vlottende schulden cf. art. 46, 48 en 49 BBV | 190 | 190 | 190 | 190 |
Minus: Financiële activa en overige vorderingen cf. art. 36 lid d,e,f, 39, 40 en 40a BBV | -380 | -330 | -268 | -220 |
Netto schuld | 881 | 975 | 1.114 | 1.192 |
Bedragen zijn in miljoenen euro’s
Interne schuldnormering
Begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet hoe wij de gemeentelijke schuld willen beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de begroting 2017 geeft dit het volgende beeld:
Tabel 4 Interne schuldnormering 2017
Kengetal | Eenheid | Norm 2017 | Raming 2017 |
---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = Netto schuld (1)/ Baten voor bestemming (2) | percentage | 100% | 81,5% |
2. Interne risiconorm = Netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10% van de leningenportefeuille | miljoen euro | 99 | 40 |
3. Netto rentelasten in % van de exploitatie | percentage | 4,0% | 2,0% |
4. EMU-referentiewaarde (3) | miljoen euro | -45 (4) | -77 |
- Conform tabel 3 per eind 2017 geraamd op circa 1.114 miljoen euro.
- De baten 2017 voor bestemming zijn geraamd op 1.368 miljoen euro.
- Minteken = (geraamd) tekort; voor normbedrag: zie ook tabel 1 en de toelichting daarbij.
- Is schatting; zie toelichtende tekst voorafgaand aan tabel 1.
Uit deze tabel blijkt dat wij naar verwachting in 2017 binnen alle intern bepaalde normen zullen opereren, dit met uitzondering van de geraamde uitkomst ten opzichte van de geschatte EMU-referentiewaarde.
Kengetallen BBV
Zoals eerder in deze paragraaf aangegeven dienen op grond van een recente BBV-wijziging voortaan enkele (schuld)kengetallen te worden opgenomen voor het begrotingsjaar en voor de drie daarop volgende jaren. Dit ter bevordering van onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten. Vanuit de financieringsfunctie zijn dit:
- Netto schuld;
- Netto schuld gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen en
- Solvabiliteit
Conform BBV voorschrift verwijzen wij u voor de uitkomsten van deze kengetallen naar de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Het intern vastgestelde omslagpercentage bedraagt 4%. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat over 2017 een financieringsresultaat wordt verwacht van circa 28,7 miljoen euro.
Tabel 5 Financieringsresultaat
Omschrijving | 2016 | 2017 |
---|---|---|
Rentelasten lange leningen | -25.919 | -27.699 |
Rentelasten korte leningen | 0 | -600 |
Rentebaten verstrekte geldleningen en lange beleggingen | 1.318 | 612 |
Saldo externe rentebaten en -lasten | -24.600 | -27.687 |
Bedrijfsvoeringslasten | -400 | -400 |
Interne rentetoerekening | 54.324 | 56.835 |
Financieringsresultaat | 29.324 | 28.748 |
Bedragen zijn in duizenden euro’s.
Bij de meerjarenraming is uitgegaan van de volgende renteniveaus:
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|
Lange rente | 1,75% | 2,00% | 2,50% | 2,75% | 3,00% |
Korte rente | 0,00% | 0,50% | 0,75% | 1,00% | 1,25% |
In de post interne rentetoerekening is de aan grondexploitaties toe te rekenen rente nog gebaseerd op het reguliere omslagpercentage (4%). Eerder in deze paragraaf is aangegeven dat dit percentage als gevolg van een BBV-wijziging omlaag zal gaan. De effecten hiervan worden budgetneutraal verwerkt via een begrotingswijziging.